Het is leuk om apparaten die niet voor Linux of andere vrije software voorzien zijn te ‘hacken’ om toch wat vrijheid te krijgen. Maar het zou beter zijn om fabrikanten te steunen die ons uit zichzelf die vrijheid geven.

Koen Vervloesem

Al lang klaag ik over de geslotenheid van veel hardwarefabrikanten. Ik wil weten wat mijn hardware doet, ik wil ze kunnen bestuderen, programmeren, aanpassen. Ik wil er dingen mee doen waaraan de fabrikant niet heeft gedacht. In hardware die volledig dichtgetimmerd is, hoe mooi, innovatief en handig ook, heb ik geen enkele interesse. Ja ik kijk naar jou, Apple, je iDinges laten me koud. En een fabrikant die zijn hardware een zweem van openheid geeft, maar dan wie er wat speciaals mee wil doen tegenwerkt, daar word ik kwaad op.

Vaak duikt bij die laatste soort hardware na een tijdje wel een of andere hack op van een knappe kop die erin geslaagd is om de barrières van de fabrikant te omzeilen. Op die manier zijn er hele leuke hardwareprojectjes mogelijk. Zo waren heel wat domotica-apparaten van de Chinese fabrikant Tuya te voorzien van alternatieve firmware waardoor je niet van de dubieuze clouddienst van de fabrikant meer afhing. Maar in de nieuwste modellen is Tuya van microcontroller veranderd, waardoor het programma tuya-convert niet meer werkt en we weer moeten wachten tot iemand de nieuwe apparaatjes kraakt.

In de tweede helft van vorig jaar heb ik besloten dat ik vanaf nu veel meer zou stemmen met mijn portemonnee als het over hardware gaat. Door hardware te kopen die ‘hackable’ is. Waarvan de fabrikant zoveel mogelijk de elektronische schema’s, firmware en 3D-modellen publiceert. Waarvan de fabrikant verwacht dat je ermee gaat knutselen, dat je de hardware wilt aanpassen en zelf wilt programmeren. Een pragmatische reden daarvoor is dat ik zelf geen getalenteerde hardwarehacker ben. Als ik niet alles meer zelf moet reverse-engineeren maar ‘gewoon’ de elektronische schema’s en datasheets grondig moet bestuderen (wat al moeilijk genoeg is), weet ik dat ik nog een redelijke kans maak om met mijn hardware iets afwijkends te doen.

In hardware die volledig dichtgetimmerd is heb ik geen enkele interesse.

Maar een belangrijkere reden is dat ik op deze manier fabrikanten en projecten wil ondersteunen die openheid hoog in het vaandel dragen. Door de PinePhone postmarketOS Community Edition te kopen, heb ik niet alleen het bedrijf PINE64 gesteund dat een enthousiaste community van hackers centraal zet, maar PINE64 stortte ook $10 van mijn betaling door aan het mobiele besturingssysteem postmarketOS.

Om diezelfde reden zocht ik toen ik een nieuwe wetenschappelijke rekenmachine wilde kopen of er toevallig geen opensourceproduct bestond. En ja hoor, de NumWorks bleek het allemaal te hebben: elektronische schema’s, firmware, 3D-modellen van de behuizing, allemaal is het beschikbaar onder de Creative Commons-licentie. Zelfs al was ik niet onmiddellijk van plan om mijn rekenmachine aan te passen, alleen al om deze openheid heb ik me de NumWorks aangeschaft. Ik heb zelfs geen andere rekenmachines meer bekeken.

Voorheen was mijn stelregel voor hardware al: als ik er geen alternatieve opensourcefirmware op kan zetten, koop ik het niet. Ok, er zullen altijd wel apparaten zijn waarvoor ik uit pragmatische overwegingen een uitzondering maak. Maar vanaf nu ga ik een nog strengere selectie maken bij al mijn hardwarekeuzes. Als het apparaat niet bewust hackable is gemaakt door de fabrikant zodat ik ermee kan doen wat ik wil, koop ik het niet. Stem jij ook met je portemonnee?