Open source software is allang niet meer het domein van de early adapters. Het is gemeengoed geworden en zo’n beetje elke softwarefabrikant doet wel iets met open source. Zelfs de oude vijanden van open source zijn overstag gegaan.

De open source beweging is ontstaan uit idealisme. Software moest vrij zijn en voor iedereen toegankelijk. Sommigen gingen als strijdvaardige missionarissen de boer op, om open source als een soort religie uit de dragen en de hele wereld te bekeren. Programmeurs, die op hun zolderkamer voor hun eigen plezier programmeerden, maakten hun applicaties onder een vrije licentie voor iedereen beschikbaar. Open source was voor hen een bewuste keuze, gedreven vanuit hetzelfde idealisme. Meestal ontstonden applicaties uit een persoonlijke behoefte van de betreffende programmeur, die iets nodig had wat nog niet beschikbaar was. Nadat de eerste versie publiekelijk was uitgebracht, gingen anderen met een soortgelijke interesse het gebruiken en kwamen met verbetervoorstellen en patches. Nieuwe versies kwamen uit wanneer de programmeur in kwestie vond dat het af was; niet omdat iemand anders vond dat het tijd was.

Het resultaat was vaak software van een hoge kwaliteit. De open source beweging groeide en kreeg een fenomenaal ontwikkeltempo. Meer mensen gingen meeschrijven aan programma’s, die zij zelf ook graag gebruikten. Nieuwe features verschenen en bugs werden opgelost. Ook de breedte van het aanbod ontwikkelde zich in een hoog tempo. Er was altijd wel iemand met behoefte aan een bepaalde, nog niet bestaande, functionaliteit of applicatie, die dat vervolgens alleen of met anderen ging bouwen.

In de beweging ontstonden normen en waarden, een soort gezamenlijke visie op hoe het zou moeten. Bijvoorbeeld het nauwkeurig aansluiten op open standaarden en het streven naar hoge kwaliteit. Hier hoorde ook bij dat nieuwe releases pas verschenen, wanneer de nieuwe versie goed genoeg was. Dit laatste is ook terug te vinden in de releasedates. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar de onregelmatige releasedates van de verschillende distro’s.

De tijden zijn fors veranderd. Was het vroeger vooral de individuele programmeur, die zijn programma’s maakte en onder een open licentie uitbracht, tegenwoordig zijn het vaak bedrijven. Bij die bedrijven komt de keuze voor open source niet voort uit idealisme. Soms zien we dat zo’n keuze voortkomt uit de hoop op gratis doorontwikkeling vanuit de community of op een beter en sneller testproces. Soms betreft het een product, waarvan de commerciële resultaten teleurstellen, waardoor men besluit niet meer te investeren in de verdere ontwikkeling. Om te voorkomen dat de klanten helemaal in de kou komen te staan, brengt men het product dan maar onder een open licentie, in de hoop dat anderen het wel oppakken. Wat ook de beweegreden is, het is de fabrikant die kiest voor een open source licentie en de betreffende programmeurs hebben dit maar te volgen. Ongeacht of zij daar een gevoel bij hebben of niet.

Wat we zien is dat de keuze voor open source een commerciële keuze is geworden, die ver van het idealisme af staat. Dit is soms vanuit praktische overwegingen en soms vanuit een marketing policy. We zien dat zelfs bedrijven, die vroeger fel tegenstander van open source waren en allerlei (al dan niet legale) trucs uit de kast haalden om boven en onder de tafel open source te bestrijden, zich nu ook schoorvoetend aansluiten.

Open source software is mainstream geworden. Soms een vanzelfsprekendheid waar geen bewuste keuze meer achter zit. Dat was wat de oorspronkelijke voorvechters van de open source beweging graag wilden, maar het heeft daarmee wel wat glans verloren. Gelukkig is er nog steeds ruimte voor de programmeur, die in zijn eentje op zijn zolderkamer software ontwikkelt om in zijn eigen behoefte te voorzien, en die dan met ons deelt. Dat kan gelukkig nog steeds!