In mei presenteerde de Britse overheid een nieuwe versie van haar ontwerphandleiding voor ICT. Het vijftiende punt bevat een duidelijke aanwijzing: maak alle nieuwe broncode open en herbruikbaar en publiceer het onder een toepasselijke licentie (of lever een overtuigende verklaring waarom dit niet kan worden gedaan voor specifieke onderdelen van de broncode).

 

De trouwe lezer van Linux Magazine moet deze opdracht herkennen, want in 2007 besloot het Nederlandse parlement unaniem precies hetzelfde te doen. Het verschil tussen ons en de Britten is alleen dat wij besloten niet te handhaven, terwijl de Britten dat nu wel gaan doen. Het verschil is dus dat hier harde druk zal volgen, waar wij in Nederland dat telkens hebben nagelaten. Dat is een veelbelovende stap.

Eerlijke kansen
Dat betekent niet dat leveranciers buiten spel worden gezet, maar dat ze aan andere eisen moeten voldoen. De tijd dat je eenmalig iets op kosten van de staat ontwikkelt en vervolgens nogmaals laat betalen voor (nagenoeg) dezelfde oplossing, is wel iets wat tot het verleden gaat behoren. Dat bespaart de belastingbetaler veel geld, maar maakt ook het werk van de leverancier controleerbaarder. Uiteindelijk leidt dat tot betere producten. Wat wel nieuw is, is de eis dat er ook herbruikbaar moet worden ontwikkeld. Op die manier hoeft niet telkens opnieuw het wiel te worden uitgevonden. Na het wiel is er nu capaciteit om een frame bij het wiel te bedenken, een motor te maken en zelfs een auto uit te vinden. Dat biedt kansen voor leveranciers die verbeteringen kunnen doorvoeren op systemen en uiteindelijk de Britten verder helpen. Een investering van de belastingbetaler vloeit uiteindelijk terug naar het hele bedrijfsleven.

 

Transparantie
Maar waar gaat het dan in het Verenigd Koninkrijk goed waar we in Nederland ooit faalden? Het antwoord staat verkapt ook in het Britse handboek. Onder open standaarden – dat als onlosmakelijk onderdeel van de open source wordt gezien – wijzen de samenstellers op het belang van transparantie. Het proces voor de te maken keuzes is navolgbaar en mensen mogen zich daar ook mee bemoeien. Het uitgangspunt is dat de wensen van de gebruikers bij alle keuzes voorop staan. Deze aanpak staat haaks op de manier waarop de overheid in Nederland rond ICT blijft opereren. Een select groepje bedenkt in een achterkamer wel wat goed voor ons is en implementeert dat. Op die manier worden eenvoudig te voorziene problemen vaak over het hoofd gezien en wordt de burger voor een voldongen feit geplaatst. Als het ICT-systeem er eenmaal is, ontstaat er onbegrip bij de overheid waarom er toch zoveel kritiek op haar afkomt. Wij lopen dus achter de feiten aan, in plaats van dat wij de feiten naar onze hand weten te zetten.
De gedachte van transparantie is eentje die ver buiten de ambtelijke cultuur staat en wie – met bijvoorbeeld de Wet Openbaarheid van Bestuur – probeert wat openheid te bewerkstelligen, wordt de speelbal van een juridische molen ingericht op het zo min mogelijk transparant zijn. Wij blijven dus modderen met zelfgenoegzame mensen die het debat – en daarmee andere inzichten – mijden als de pest. De Britten nemen nu het voortouw door zaken fundamenteel anders te gaan aanpakken. Of wij dat ook kunnen, wordt spannend. Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken wil de hele overheid in 2017 hebben gedigitaliseerd. Zouden ze bij het Rijk nu lering uit het Verenigd Koninkrijk trekken of gaan we het volgende mislukte project tegemoet? Alleen ditmaal megalomaner dan ooit…