Als je over het internet aan het surfen bent denk je er misschien niet over na, maar onder de motorkap genereer je heel veel verkeer. Niet alleen de webpagina’s die je binnenhaalt, maar ook heel veel DNS-verkeer. Alle http-adressen en host-namen moeten namelijk vertaald worden naar een IP-adres. Als dit vertalen heel langzaam gaat, merk je dit meteen. Maar hoe weet je hoe snel, of langzaam, het bij jou gaat?

Arjan ten Hoopen

Laten we eerst eens kijken hoe een webadres of hostnaam vertaald wordt naar een IPadres. Je stuurt je browser naar het webadres www.linuxmag.nl. In /etc/nsswitch.conf staat hoe een hostnaam (een webadres is in principe een host met een naam) achterhaald kan worden. Het is de hosts entry die deze informatie geeft. Vaak is deze entry gedefinieerd als ‘files dns’. Hier staat eigenlijk; doorzoek /etc/hosts en als je het daar niet kunt vinden, ga dan via DNS achterhalen wat het IP-adres is. We kunnen wel aannemen dat er in jouw /etc/hosts niets staat vermeld over het webadres van je favoriete magazine.

Dus wordt er doorgeschakeld naar DNS. Maar wie is mijn DNS-server(s)? In /etc/resolv.conf staat achter de key nameserver het IP-adres van de te gebruiken nameserver (merk op dat je meerdere nameservers kunt hebben). De eerste nameserver die vermeld staat wordt bevraagd. Stel nu dat die nameserver tot de conclusie komt dat zij het niet weet. Dat klinkt als een probleem, maar dat is het niet. Een nameserver heeft namelijk forwarders. Dit zijn andere nameservers die een nameserver kunnen helpen om een IP-adres te achterhalen. Dit gaat zo door tot aan de root-nameservers. De root-nameservers hebben geen forwarders.

Als de root-nameservers het ook niet weten, is het een niet bestaand adres en hoort er geen IP-adres bij.

Pagina 1

Pagina 2