Sommige ontwikkelingen zorgen ervoor dat je toch eens verder nadenkt over het succes van open source. Hoe belangrijk is nu eigenlijk de openheid van open source? Of is het toch stiekem een behoorlijk gesloten wereldje geworden?

Ooit heerste het idee dat het vooral de factor ‘open’ was die bijdroeg aan het succes van open source. Ik denk dat je je af kunt vragen of dat inderdaad zo is. Laten we om te beginnen eens afvragen wat nu eigenlijk die openheid inhoudt. Is het de vrije beschikbaarheid van programma’s die als een soort hobby-project door hun makers gemaakt worden? Dan moeten we ons ernstig zorgen maken over de openheid van open source.

 

Een voorbeeld hiervan is LibreOffice.org, voor zover ik het kan zien een hele pure open source oplossing. En zo zijn er nog veel meer open source projecten die op zolderkamers in elkaar gezet worden en waar geen droog brood mee te verdienen valt. Moet je daar nou werkelijk mee aan het werk? Ik denk niet dat dit verstandig is, niemand wil werken met software die niet meer is dan ‘best effort’. In mijn geval bleek dat toen OpenOffice ineens alle spreadsheet documenten op mijn computer read-only gemaakt had. Had hier een serieus project achter gezeten, dan was dit nooit gebeurd en dan had LibreOffice in elk geval nog één enthousiaste gebruiker meer gehad dan nu het geval is.

 

Om open source echt tot een succes te maken, is een flinke hoeveelheid geld nodig. Neem het succes van Red Hat. Dit bedrijf is in staat om mensen gewoon aan het werk te houden met hun open source software en heeft een ecosysteem opgezet, waardoor open source software omgezet wordt in software die met succes in bedrijven ingezet wordt. Daar moet je dan wel voor betalen, maar daar krijg je dan ook alles voor terug wat je als bedrijf nodig hebt om de kernsystemen in te zetten op basis van open source.

 

Aan de ene kant is dat natuurlijk mooi, laat het kapitaal van belangrijke beurs genoteerde open source spelers maar bijdragen aan het ontwikkelen van het succes van open source. Hierdoor kunnen veel hobby-projecten zich ontwikkelen tot serieuze spelers en uitgroeien tot een niveau van professionaliteit dat het ook echt bruikbare software maakt. Maar aan de andere kant gaat hiermee de open source deur ook een beetje dicht.

 

Het meest ‘enge’ voorbeeld hiervan is verheven tot een dogma binnen Ubuntu: het Markisme. Mark (Shuttleworth) is de zelfbenoemde ‘Benevolent Dictator for Life’ en hij bepaalt en betaalt wat er in Ubuntu gebeurt. Soms leidt dat tot revolutionaire vernieuwing en soms leidt het tot vrij stompzinnige beslissingen die in een echte open community nooit genomen zouden worden. Denk aan het doorverkopen van gegevens van eindgebruikers aan commerciële partijen of de talrijke technische slordigheidjes die maar niet aangepast worden. Prima dat je van nano je standaard editor maakt, maar pas dan ook interfaces even aan die op de achtergrond gebruik maken van een editor, zodat die hun werk doen.

 

Volgens mij kun je concluderen dat in de huidige staat van open source het geld een steeds grotere rol speelt, waardoor de openstaande deur steeds meer een stukje dicht gaat. Hierdoor verandert het karakter van open source en ontstaat het risico dat kapitaalkrachtige bedrijven gaan bepalen wat in de overheersende distributies terecht komt. Het is echter de vraag of dat echt erg is. Als je zoals Red Hat open source tot een soort religie verheft en alles wat je maakt ook teruggeeft aan de community, dan wordt hier uiteindelijk iedereen beter van.

 

Sander van Vugt verdient een leuke boterham met open source en wordt juist daarom steeds enthousiaster om dingen te delen met de community, zodat iedereen daar wat aan heeft. Voor meer informatie, zie www.rhatcertification.com.