Intel Clear Linux draait om meer dan alleen de naam erachter. Ja, dat de chipreus ook een Linux-distro heeft gebouwd is zeker belangrijk, maar waarom en met welk doel?

 

De meeste nieuwe distributies van Linux die de laatste jaren verschijnen hebben een nieuwe aanpak voor softwarepakketen, afleveren van packages en onderhoud van het OS. Neem Project Atomic van Red Hat, dat containers gebruikt. Clear Linux is gestoeld op dezelfde filosofie: maak het systeem eenvoudig te updaten, onderhouden, terugrollen – wat voor mechanisme er ook nodig is.

Neem updates, die niet uit individuele packages bestaan. In plaats daarvan is elke verandering een systeembrede update die enkel de wijzigingen toepast op basis van de versie van het systeem dat dan draait. Volgens Intel hoeven er bijna geen state-gegevens te worden bijgehouden voor een OS-versie.

Mensen zijn terecht wat sceptischer over benchmarks geworden. Ze laten vaker meer zien over de manier waarop een test is samengesteld dan over daadwerkelijke prestaties. Maar ze laten wel zien waar een product ongeveer valt in een breed spectrum aan keuzes. Linux-site Phoronix benchmarkte Clear Linux in november en vergeleek het met een aantal containercentrische distro’s: Ubuntu 16.10, CentOS 7, Debian 8 en Alpine Linux 3.4.4. Clear Linux was een beetje sneller op sommige gebieden en veel sneller in anderen.

Caffe, een deep learning-framework, draaide veel sneller op Clear Linux dan op Debian of Ubuntu, maar Clear Linux versloeg ook de concurrentie met Redis. Maar een bare-metal host, de logische keus als je high performance wilt, verslaat nog steeds alles op het gebied van compilatie en is net beter met PostgreSQL.

Clear Linux is een van de distributies die beschikbaar is om te draaien op Microsofts cloudplatform Azure. Het zou vooral gezien de hechte band van Intel en Microsoft in het verleden ook verrassend zijn geweest als een andere cloudaanbieder eerder ondersteuning bood voor Intels Linux-distributie.

 

Er zijn drie versies van Clear Linux gebruiksklaar: een kale VM, een Docker-centrische versie en eentje die is uitgerust met machine learning-tools. Dat laatste verklaart wellicht een deel van Phoronix’ benchmarks en geeft aan hoe Clear Linux een markt kan aanboren door specifieke loads sneller en handiger te kunnen uitvoeren dan de concurrentie.

Intel mikt met Clear Linux op een publiek dat hoge prestaties zoekt bij het draaien van workloads in de cloud. Daarvoor zijn niet alleen de nieuwste Linux-innovaties zeer geschikt, maar het OS gebruikt daarvoor ook specifieke features van de allernieuwste generatie van Intel-processoren.

Voor de meeste mensen zal dat geen praktisch obstakel vormen. Vrijwel iedereen die de ambitie heeft om Linux op schaal te gebruiken gebruikt daarvoor een Intel Core (minimaal vierde generatie) of Xeon E5 v3 of E3 v5. Maar sommige mensen zullen misschien afgeschrikt worden omdat prestatieverhogingen van Clear Linux veelal te maken hebben met de specifieke Intel-hardware. Dit is goed om in het achterhoofd te houden als je er niet van houdt om afhankelijk te raken van de architectuur van één fabrikant.

Afgezien van de prestatieverbeteringen wil Intel een slanke distributie uitgeven om gecontaineriseerde workloads in de cloud uit te voeren. Dat moet je bekend in de oren klinken, Linux-distributies als CoreOS doen dit ook.

 

Intel rust containers uit met meer beveiliging en VM-isolatie als op hardwareniveau. Ook zijn er verschillende optimalisaties, zoals het plaatsen van delen van het bestandssysteem in het vaste geheugen om kernels in de KVM-hypervisor te starten. Dat betekent iets tragere opstarttijden dan met Docker het geval is, maar Intel denkt dat het een goed compromis is om de totale prestaties te verhogen.

Enkele van de door Intel meest gevierde features van Clear Linux lijken op oplossingen die wachten op een probleem of wachten op use-cases die hun nut bewijzen. Function multiversioning (FMV) zorgt ervoor dat C-code meerdere versie van dezelfde functie in één binary ondersteunt, waarbij verschillende versies geoptimaliseerd kunnen zijn voor verschillende hardware. Een enkele binary kan zo specifieke features van processoren gebruiken als deze beschikbaar zijn en terugvallen op een default als dat niet het geval is.

Het idee is een “write once, deploy everywhere” waarbij verschillende gebruikers optimale prestaties behalen met dezelfde binary. Maar de use case is nog vrij eng: handig om te hebben, maar niet essentieel.

Aantrekkelijker zijn de wat Intel ‘stateless’ features noemt – waarbij de distributiedata gescheiden wordt van de admindata. Door /etc en /var te verwijderen in Clear Linux voer je in feite een reset naar fabrieksinstellingen uit. Daarmee kan het systeem gemakkelijker worden ingericht voor specifieke taken – in theorie winst voor DevOps. We zijn benieuwd hoe dit uitpakt voor de gemiddelde systeembeheerder.